Speeltip
0-3 jaar
Autonomie en initiatief nemen
27 / 10 / 2017
Print      Download PDF
Uit de kindermond: Ikke doen

Ik heb heel wat plannen en ideeën. De kinderbegeleider merkt dit vaak op en geeft mij de ruimte om m’n gang te gaan. Ik vind het goed dat ik mag kiezen of ik meespeel of niet.  Sommige dingen vind ik saai en dan help ik liever mee de tafel afruimen, fruit schillen of speel ik alleen in een speelhoekje. Andere dingen vind ik zo interessant dat ik er langer mee mag spelen. Ik wil zelf beslissen hoe ik iets doe en wanneer ik klaar ben of iets goed vind. Ik heb liever niet dat iemand mij helpt wanneer ik iets nieuws ontdek. Ik experimenteer graag zelf. Ik vraag wel hulp als het nodig is. Ik weet wat mag en niet mag. Wanneer ik het vergeet dan herhaalt de kinderbegeleider het nog eens. Hij legt dat goed uit. Dan begrijp ik weer waarom het niet mag. Soms starten we een spelletje maar lukt het niet voor iedereen. De kinderbegeleider past het dan aan of we proberen het later op een andere manier. Soms stoppen we met het spel omdat we iets nieuws zien of ontdekken en daar helemaal in opgaan.

Hoe goed ben jij in het aanmoedigen en ondersteunen van initiatieven bij kinderen?
Doe de test
Voor elke vraag waar je "ja" op antwoordt, krijg je 1 punt. Tel je punten op en lees hieronder het resultaat.
 
1

Je reageert enthousiast  op ontdekkingen, ideeën en initiatieven van elk kind. Met een glimlach, een knik, oogcontact, een compliment… laat je weten dat je hun initiatief gezien hebt.

Bijv. “Waauw Hanne, je hebt de melkfles van Jonas genomen om je pop melk te geven. Gaan we samen de poppenfles zoeken?”

2

Je speelt in op de plannen en ideeën van elk kind. Je lokt vaak zelf ideeën en uitingen bij kinderen uit (bijv. door in te gaan op vragen die kinderen je stellen, door in te spelen op wat ze je tonen, door extra info te geven, door te vertellen, door suggesties te geven, door te verwoorden wat je ziet gebeuren,…).

3

Je stimuleert kinderen in hun zelfstandigheid en laat elk kind voelen dat het iets kan. Je laat elk kind doen wat het zelf kan. Je voorziet hiervoor de nodige tijd en geduld. Je geeft vertrouwen en doet het niet in zijn plaats.

Bijv. Elk kind krijgt een taak die het zelf kan: slabbetjes uitdelen, de aardappelen samen wassen, een luier nemen bij het verluiermoment, kleertjes uitdoen voor het slapengaan, wangetjes insmeren bij het verzorgingsmoment... Voor het middagmaal dekken de kinderen de tafel en ze scheppen zelf hun eten op. Na het middagmaal zijn er twee peuters die de afwas doen. Hiervoor zijn afwaskommen op maat gemaakt.
Wanneer we naar buiten gaan is het aandoen van jas en sjaal een activiteit op zich. De vestiaire is hieraan aangepast: kapstokken hangen op kinderhoogte, er is een spiegel…

4

Je zorgt ervoor dat een kind de touwtjes in handen blijft hebben.

Bijv. Joanna (10 maanden) ligt op de verluiertafel. Ze heeft haar slabbetje nog aan. Daarmee start ze een kiekeboe-spelletje. De kinderbegeleider speelt daarop in. “Kiekeboe!” Dan is het weer aan Joanna. Zo gaat het een paar keer heen en weer… Net een echte dialoog. Tot Joanna er genoeg van heeft. Ze draait haar hoofd weg en richt zich op de fotokader die vlak bij staat. 

5

Je staat open voor gekke, ongewone, niet alledaagse ideeën van kinderen. Je vindt het OK wanneer kinderen een voorwerp anders gebruiken dan jij gewoon bent of materialen uit verschillende speelzones combineren.

Bijv. Als drie peuters een ‘berengrot’ willen maken, zorg je voor een doek om over de tafel te leggen, zodat ze een echte grot kunnen maken. Een stoel wordt de uitkijktoren. Met materiaal uit de keukenhoek wordt ‘berensoep’ gemaakt.

6

Je staat tijdens een geleide activiteit open voor de ideeën van de kinderen. De activiteit kan hierdoor een heel ander verloop of einde kennen dan je eerst in gedachten had. Niks moet, veel mag.

Bijv. Tijdens het voorlezen van het boek ‘Van top tot teen’ (E. Carle) doet Anna na hoe een aap beweegt. Dit slaat aan en andere kinderen volgen Anna’s voorbeeld. Je speelt hierop in en de voorleesactiviteit groeit uit tot een bewegingsactiviteit.

7

Je hebt oog voor betrokkenheid van elk kind. Een kind dat intens opgaat in zijn spel kan afmaken waar het mee bezig is, alvorens naar een andere activiteit over te gaan.

Bijv. Vlak voor het middagmaal kijken kinderen in de boekjes op de mat. Het eten komt eraan en de boekjes gaan terug in de bak. De kinderbegeleider kondigt dit aan en gaat rond met de bak, zodat kinderen hun boekje erin kunnen leggen. De kinderen die nog geconcentreerd aan het bladeren zijn, komen als laatste aan bod. De kinderbegeleider past zijn tempo wat aan, zodat het boekje zeker uitgelezen is.

8

Je biedt elk kind veel kansen om te experimenteren en ontdekken. Je laat hen zelf uitproberen zonder veel tussen te komen. Je laat de kinderen zelf hun spel vorm geven.

Bijv. Bilal neemt een borstel, steekt die in de verfpot, plant die op het papier en wrijft de verf uit. Hij doet daarna exact hetzelfde opnieuw en opnieuw. Hij geniet van het zelf uitproberen. Als kinderbegeleider kijk je naar het spel en vertel je wat je ziet gebeuren.

9

Je zorgt dat elk kind het grootste deel van de dag kan kiezen uit gevarieerde materialen en activiteiten. Het keuzeaanbod breidt geleidelijk aan uit (eerst twee keuzes en gaandeweg meer…). 

10

Je respecteert de keuzes van kinderen. Een kind dat niet wil meedoen, moedig je aan, maar verplicht je niet. Een kind dat niet mee doet, kan iets anders doen.

Bijv. Rond 9u30 start het welkomstlied. Alle kinderen komen samen in de kring en draaien hun naamkaartjes om. Lowyck (9 maanden) neem je erbij op je schoot. Wanneer hij er genoeg van heeft, laat je hem begaan. Hij kruipt naar de boekenhoek en bekijkt er een knisperboekje.

11

Speelmateriaal wordt overzichtelijk en geordend aangeboden. Kinderen kunnen zelf speelmateriaal nemen.

Bijv. het speelmateriaal staat in open kasten, met duidelijke labels op de kastlades. Zo is duidelijk wat waar hoort. In de kast staat niet teveel materiaal bij elkaar, anders wordt het maar een rommeltje. Maar wat er staat, is goed gekozen en leidt tot nieuwe speelideeën.

12

Je geeft ook niet-mobiele kinderen keuzes.

Bijv. Anaïs (7 maanden) zit op de mat. Ze krijgt een verrassingsdoos met diverse speeltjes en materialen, zodat ze zelf kan kiezen waarmee ze speelt.

13

Je slaagt erin om bij geleide activiteiten kinderen verschillende keuzes aan te bieden en kinderen actief te laten uitproberen.

Bijv. Kinderen kiezen uit verschillende mogelijkheden om een geschenk voor moederdag te maken, bij het tienuurtje kiezen kinderen tussen komkommer en snoeptomaten, bij een kleuractiviteit kiezen kinderen zelf de kleurplaat en de kleurtjes… .

14

Je geeft kinderen mee inspraak over de indeling en inrichting van de ruimte. Je past je ruimte en indeling regelmatig aan.

Bijv. “Waar gaan we de tekeningen hangen? Welk materiaal is er nodig in de poppenhoek? “

15

Je laat kinderen zelf problemen oplossen. Indien nodig of wanneer ze er naar vragen geef je hen tips, hulp en advies op maat.  Je legt de lat niet te hoog, maar ook niet te laag. Die uitdagingen die je geeft aan elk kind zijn moeilijkheden die ze aankunnen. De kans op succes is groot.

Bijv. Semira slaagt erin de puzzel te maken omdat je hem opdeelt in een aantal kleinere stapjes met net voldoende uitdaging.

16

Je biedt heel wat activiteiten aan waar niet perse een juiste oplossing of vast resultaat voor is. Kinderen kunnen dan evengoed hun eigen plan uitwerken en keuzes maken. Dit betekent dat je je soms afzijdig houdt en het laat gebeuren. Je observeert wat er gebeurt. Als iets niet onmiddellijk lukt, neem je het niet over, maar bied je tussenstapjes aan.

17

Je hebt een flexibel dagschema. Kinderen kunnen activiteiten op eigen tempo afronden.

Bijv. een experimenteer-activiteit met scheerschuim slaat aan en is nog volop aan de gang om 11uur. Je kondigt enkele keren aan dat het tijd is om te eten. Na 10 minuten wordt het opruimlied opgezet. Hierdoor kunnen kinderen op eigen tempo afronden. Rond 11u15 start het eetmoment, iets later dan anders

18

Je bouwt in je speelaanbod verder op de interesses en verwondering van kinderen.  Materialen kunnen dan langere tijd blijven staan.

Bijv. De kinderen ontdekken insecten in de tuin. Deze ontdekkingstocht mondt uit in een reeks activiteiten rond insecten. Je bouwt een spinnenweb, je zoekt wormen, je maakt spinnensoep, je bekijkt insecten met een vergrootglas, je zoekt boekjes waarin insecten te zien zijn, je bekijkt prenten en tekeningen over insecten…

19

Je verwoordt de plannen van elk kind en wat ze doen. Je laat elk kind vertellen wat het van plan is. Je vraagt elk kind geregeld hoe ze denken dat ze zelf verder moeten met een plan of met wat ze gedaan hebben.

Bijv. “Wil je een plastic beker en lepeltje hebben? Wat ben je daarmee van plan? Roeren. Wil je met het lepeltje in de beker roeren? Dat zou je fijn vinden hé. Kan je er nog wat mee doen?”

20

Je biedt elk kind heel wat kansen om van andere kinderen te leren en met hen samen te spelen. Zo steken ze heel wat van elkaar op. 

Bijv. “Ooh, kijk. Rick (8 maand) huilt. Zou hij verdrietig zijn? Wat kunnen we doen om hem te helpen? Kijk, Rick wil ook een lepel om in het potje te roeren. Was hij aan het huilen omdat hij boos was? Ismael, wil jij Rick een lepel geven?”

21

Je ondersteunt initiatief met duidelijke regels en afspraken. Je communiceert die duidelijk en op een positieve manier. Je herhaalt geregeld dezelfde uitleg, je verwoordt telkens wat je graag wil zien en waarom.

Bijv. je maakt afspraken visueel aan de hand van foto’s met het gewenste gedrag. Je dagverloop kent duidelijke rituelen…“Als we naar buiten gaan, doen we laarsjes aan. Anders worden onze voeten nat . Zie je, er hangen druppels aan het gras. Dat is nat hé. Als je met de bal speelt, wil ik dat je ermee rolt, anders stoort dat andere kinderen.

22

Je geeft elk kind vaak positieve en specifieke feedback op wat het doet (het proces), bijv. door belangstelling te tonen, vragen te stellen, te bevestigen, te beschrijven wat je zie…

Bijv. “Ik zie dat het je moeite kost, als je zo blijft oefenen kom je er zeker…
Nog één keer trekken en je schoenveter is open. Dat lukt je zeker…”

Bijv. Concrete feedback: Niet “Goed gedaan” maar wel “Bedankt om te luisteren naar het verhaal.”

23

Je ondersteunt elk kind bij het oplossen van problemen. Je verkent samen het probleem en betrekt het kind bij het bedenken van oplossingen. Ook conflicten worden samen met kinderen opgelost.

Bijv. “Kijk Dylan, Saskia was nog niet klaar met de brandweerwagen. Wat kunnen we dan doen?”

24

Je stelt elk kind vaak open vragen die polsen naar het hoe en waarom van de dingen. Je speelt in op de ontdekkingsdrang en nieuwsgierigheid van kinderen. 

Bijv. “Wat zie je allemaal? Hoe komt dat? Hoe komt het dat het molentje draait? Je blaast he”.

Resultaat: punten
Download je resultaat

0-8 punten
Inspelen op de initiatieven van kinderen en hen vrijheid geven is een werkpunt bij jou. Je vindt het niet gemakkelijk om je eigen ideeën en plannen los te laten. Je helpt kinderen te snel en beslist dingen voor hen waardoor ze weinig initiatief kunnen nemen.

Je volgt het vaste dagschema (te) strikt op en plant alles goed in zodat je controle hebt. Er is niet veel ruimte voor kinderen om te experimenteren, ervaringen op te doen en te exploreren.
Het is een uitdaging om je te laten leiden door de plannen van de kinderen. Bespreek samen met je team, je verantwoordelijke of een inspirerende collega hoe je hierin kan groeien. Lees zeker de 10 voordelen van autonomie voor de kinderen.

9-16 punten
Je bent goed op weg. Soms slaag je er in om initiatieven van kinderen kansen te geven, maar op andere momenten ben je eerder sturend. Je hebt aandacht voor de ondernemingszin en zelfstandigheid van kinderen. Je houdt rekening met hun inbreng en biedt hen kansen om zichzelf te zijn. Je geeft aandacht aan de noden van kinderen. Soms lukt dit goed, soms iets minder (bijv. op drukkere momenten).

Je slaagt erin kinderen te stimuleren. Het blijft een uitdaging om de juiste woorden, materialen, activiteiten te vinden die de interesse, exploratiedrang en nieuwsgierigheid van kinderen ten volle aanspreken. Je sluit nog niet optimaal aan bij de plannen en initiatieven van kinderen. Bekijk de vragen waar je ‘nee’ op antwoordde en denk na over wat je wil aanpakken.

17-24 punten
Je bent nieuwsgierig en kijkt met een open en onbevangen blik naar kinderen. Wat ze doen, verbaast je elke dag. Je slaagt er in hun motivatie aan te spreken. Je stimuleert inspraak, dialoog en exploratiedrang bij kinderen. Je bent sterk in het bieden van duidelijkheid en structuur, met veel ruimte voor eigen initiatief van kinderen. Je hebt oog voor de sterke kanten en talenten van kinderen en je gaat hierbij ondersteunend te werk. Je biedt volop kansen voor de eigen inbreng van kinderen. Je vindt het belangrijk dat ze kunnen experimenteren, ervaringen opdoen en exploreren. Op die manier gebeuren er dagelijks verrassende dingen in je opvang.

Je hebt veel oog voor de beleving van kinderen. Je leeft je in en kan goed inschatten wat een kind nodig heeft. Je weet welke tussenkomsten op een bepaald moment en voor een bepaald kind op zijn plaats zijn. Heel wat van je tussenkomsten zijn raak en zetten kinderen aan tot het nemen van nog meer initiatief. Je bent betrokken, sensitief en communicatief voor elk kind. Je stelt duidelijke grenzen, maar daarbinnen zijn er heel wat mogelijkheden voor kinderen om zelf te kiezen wat ze willen.

10 voordelen van het aanmoedigen en ondersteunen van initiatieven bij kinderen

1. Kleine kinderen leren door vallen en opstaan. Leren kost tijd. Zelf iets mogen beslissen of proberen op je eigen tempo voelt goed en geeft zelfvertrouwen. Denk maar aan de glimlach en de trotse blik die een kind heeft wanneer het voor het eerst zelf zijn jas kan aandoen. Door in te spelen op de plannen, initiatieven, emoties en ervaringen van kinderen, voelen ze zich gezien, gehoord en begrepen. Dit draagt bij tot de ontwikkeling van een positief zelfbeeld en hun welbevinden.

2. Als kinderen zelf oplossingen mogen bedenken, kunnen experimenteren en ontdekken, groeit hun zelfvertrouwen. Door ze aan te moedigen om net een stapje verder te gaan en dit positief te bevestigen,  krijgen ze het gevoel dat ze iets tot een goed einde kunnen brengen. Hierdoor krijgen ze een positief zelfbeeld en meer zelfvertrouwen.
Kinderen met zelfvertrouwen kunnen beter om met tegenslagen en successen.

3. Kinderen leren stap voor stap en met de nodige ondersteuning zelf beslissingen nemen. Door hun mening te vragen, keuzes te laten maken en vertrouwen te geven, voelen ze dat er rekening gehouden wordt met hen. Dit maakt kinderen stapsgewijs onafhankelijk. Zo leren ze verantwoordelijkheid te nemen en krijgen ze controle over hun eigen leven. Kinderen die niet zelf leren beslissen blijven afhankelijk van volwassenen en groeien op met het idee dat volwassenen alles voor hen beslissen.

4. Meestal gaat het sneller als je het zelf doet, maar wanneer een kind de tijd krijgt om iets tot een (goed) einde te brengen, leert het er veel meer uit. Zelfs al gaat het gepaard met frustratie (bijv. een blokje past niet in een blokkendoos). Wanneer een kind keuze krijgt, kan het doen wat het graag doet. Doen wat je graag doet is niet alleen plezierig, maar ook de beste garantie voor ontwikkeling. Kinderen ervaren speelplezier en zijn gemotiveerd. Ze werken geconcentreerd(er) en zijn betrokken bij het spel. Hierdoor wordt het doorzettingsvermogen aangescherpt.

5. Hoe zelfstandiger kinderen zijn, hoe vlotter de organisatie verloopt. Er is  meer tijd om andere dingen te doen en om individuele aandacht te geven. Je kan meer inspelen op het ritme en tempo van individuele kinderen.

6. Kinderen die mogen kiezen, leren beter aanvoelen wat ze graag doen en wat niet. Zo ontdekken ze hun talenten en interesses. Door te focussen op wat kinderen kunnen en hun talenten te benoemen krijgen kinderen meer zelfvertrouwen.

7. Kinderen leren uit fouten. Door fouten niet onmiddellijk te verbeteren maar kinderen de ruimte te geven, geef je de boodschap dat het maken van fouten geen faalervaring is. Zelf oplossingen zoeken en al doende proberen, is een belangrijke stap om iets echt onder de knie te krijgen. Op die manier durft een kind ook initiatief nemen en dingen uitproberen.

8. Stel je voor dat iemand altijd voor jou alles beslist. Bijv. wanneer je mag drinken, eten, slapen en ontspannen. Dit lokt frustratie, weerstand, boosheid, rebelsheid ... uit.
Dit is ook zo bij kinderen. Zij willen graag zelf keuzes maken. Dit sterkt hun gevoel van vrijheid en verhoogt hun welbevinden en betrokkenheid. Als ze kunnen doen wat ze graag willen, blijven ze geboeid en zijn ze meer betrokken en intens bezig. Hierdoor zullen er minder conflicten zijn tussen de kinderen onderling en tussen  de kinderen en de kinderbegeleiders. Dit zorgt voor aangename sfeer zowel voor de kinderen als jezelf.

9. Kinderen vrijheid geven is niet hetzelfde als ze laten doen of hen altijd hun zin geven. Je laat kinderen niet aan hun lot over. Veiligheid blijft belangrijk, zeker bij kleine kinderen. Er zijn duidelijke regels en verwachtingen nodig. Deze zorgen ervoor dat kinderen weten waar ze aan toe zijn. Hierdoor voelen kinderen zich veilig en durven ze de meest gekke, creatieve en zotte initiatieven uiten. Het is aan jou om hen op maat te ondersteunen.

10. Kinderen kunnen pas kiezen en ontdekken als er een rijk en gevarieerd aanbod is en er voldoende vrijheid en autonomie is bij geleide activiteiten. In een rijk en gevarieerd aanbod zorg je regelmatig voor open materiaal, kosteloos materiaal, zelfgemaakt en niet alledaags (spel)materiaal. Bij een procesgerichte aanpak, mag veel maar moet niets. Dit  geeft kinderen de kans om initiatief te nemen, hun spel zelf in te vullen en om hun fantasie, creativiteit en ondernemingszin te gebruiken.  Dit zijn belangrijke bouwstenen voor hun probleemoplossend denken.

In 10 stappen naar meer autonomie en initiatief nemen!

Download (PDF)
Meer inspiratie en speelideeën

Op zoek naar speelactiviteiten die de zelfstandigheid en initiatief van kinderen bevorderen?

Klik hier voor inspiratie.

 

Meer lezen en bronnen:

http://www.earlychildhoodnews.com/earlychildhood/article_view.aspx?ArticleID=607

Kleuters & Ik. (2003). Themanummer Ondernemingszin. Leuven: Cego Publishers.

Laevers, F. et al. (2004). Instrumenten voor de screening van kleuters en observatie van de speel- en leeromgeving - Ondernemingszin (h)erkennen. Leuven: CEGO Publishers (download: https://vorming.cego.be/images/downloads/sceeningsintrument_kleuteronderwijs.pdf )

Boonen, D. & De Winter, V. (2016). Wat is je stijl van lesgeven? Doe de test! In Kleuters & Ik, Jg 32 (4), 2-5.

Declercq, B., Janssen, J., Daems, M., Hulpia, H., Van Cleynenbreugel, C., Laevers, F. & Vandenbroeck, M. (2016). Zelfevaluatie-instrument MeMoQ. Brussel – Leuven - Gent: Kind & Gezin – KU Leuven- UGent.

Laevers, F. & Silkens, K. (Red). et al. (2013). Ervaringsgericht werken in kinderopvang. Leuven: CEGO Publishers.

Laevers, F. et al. (2009). Ziko-Vo: Aanpakfiches. Leuven: CEGO Publishers.

Dweck, C.S. (2011). Mindset, de weg naar een succesvol leven. Amsterdam: SWP.

Hohmann & Weikart (1995). Actief leren. Utrecht: Thieme Meulenhoff.

Iyengar, S. (2010). De kunst van het kiezen. Amsterdam: De Bezige Bij.

Vansteenkiste, M. & Soenens, B. (2015). Vitamines voor groei. Ontwikkeling voeden vanuit de zelf-determinatie Theorie. Leuven: ACCO.

Met dank aan:

Bart Declercq, Centrum ErvaringsGericht Onderwijs, KULeuven  

1
2
3
4
5
6
Deze website gebruikt cookies. Door verder te gaan op de site ga je akkoord met onze cookie policy.