Uit de kindermond: Onze mondjes staan niet stil
De kinderbegeleiders zingen liedjes en praten tegen mij, al van toen ik een baby was. Ze vertellen wat ze doen, wat ze zien en horen. Ze stellen ook veel vragen aan mij: “Wat ben je aan het doen?”, “Wat vind je leuk?”, “Waar ga je naar toe met de bal?” …
Soms begrijpen de kinderbegeleiders me niet meteen wanneer ik iets zeg. Maar ze willen echt weten wat ik wil zeggen en laten me de tijd om het verder uit te leggen of te tonen. De kinderbegeleiders maken soms ook fouten of zeggen iets gek. Ze zeggen dan bijvoorbeeld ”lepel” tegen een slabbetje. Dan moet ik heel hard lachen!
Op mijn kastje kleven foto’s van dingen die mijn mama niet mag vergeten. In de gang hangen foto’s van wat wij samen doen. Mijn mama praat daar over met de kinderbegeleiders of met mij.
Ik heb aandacht voor het welbevinden en betrokkenheid van de kinderen en zorg voor een veilig en positief klimaat. Dit is dé voorwaarde om tot ontwikkeling en dus ook taalontwikkeling te komen.
Ik toon interesse wanneer een kind of baby iets zegt. Ik maak oogcontact, ga op ooghoogte zitten, knik, en reageer op wat het kind zegt of doet, …
Ik laat kinderen zelf experimenteren met taal en moedig hen aan wanneer ze dit doen. “babababa”, Wat vertel jij hier allemaal Leo? Bababababa
Ik observeer één kind of de kinderen om te zien wat hen boeit. Ik stel prikkelende vragen die passen bij de situatie en bij hun interesses.
Ik stimuleer taal doorheen de dag: ik verwoord wat de kinderen of ikzelf doen, horen en/of voelen.
Ik zeg regelmatig kriebelversjes of stapversjes op. Ik speel met rijmwoorden en klanken. Ik speel hierbij in op wat de kinderen zeggen of doen.
Ik vertel niet alleen prentenboeken, maar ‘verzin’ soms ook verhaaltjes samen met de kinderen. Ik speel hierbij in op wat de kinderen zeggen of doen.
Ik overlaad de kinderen niet met taal, praat niet aan een stuk door en stel één vraag per keer. Ik luister naar wat de kinderen mij te vertellen hebben.
Ik geef elk kind de tijd om te communiceren. Ik neem het woord niet te snel over. Ik pas het KWAL-principe toe: Kijken – WAchten op reactie of initiatief van de kinderen om zelf een gesprek te starten – Luisteren en reageren op de kinderen.
Ik gebruik soms een pop of een beer om met de kinderen of één kind in gesprek te gaan.
Ik geef zelf het goede voorbeeld. Ik spreek in korte, duidelijke en volledige zinnen. Ik praat rustig, roep niet, articuleer voldoende en gebruik intonatie in mijn stem.
Ik maak (nieuwe) taal zichtbaar en tastbaar door ze visueel te ondersteunen door aan te wijzen of voor te doen, gebaren, mimiek, lichaamstaal, prenten, foto’s, voorwerpen,…
Ik varieer in het soort vragen dat ik stel. Ik wissel af tussen kennisvragen (“Wat is dat?”), ervaringsvragen (“Heb je die brandweerwagen gehoord?”), voorkeursvragen (“Vind je het leuk om op de matras te springen?”) of procesvragen (“Hoe ga je de doos opendoen?”). Ik hou hiermee rekening met de ontwikkelingsfase van het kind.
Ik stimuleer de kinderen om zelf iets te zeggen, maar dwing hen nooit.
Ik lok soms reacties uit door iets geks of opzettelijk fout te zeggen: “En dan gaan we nu soep eten, Adam!” “Nee, ni soep, is fruit, Katrien!”
Ik heb evenveel aandacht voor alle kinderen. Ik maak zo veel mogelijk tijd voor individuele gesprekjes of voor gesprekjes in kleine groep. Zo krijgen alle kinderen, ook de stillere, spreekkansen.
Wanneer ik iets uitleg/vertel aan de kinderen, stel ik vragen om te kijken of ze me begrepen hebben.
Fouten maken mag. Wanneer de kinderen iets fout zeggen, dan verbeter ik hen niet, maar bied ik in mijn antwoord de juiste woorden aan en voeg ik extra woorden toe: “Ik winkel gisteren.” “Ben jij gisteren naar de winkel geweest, Samira? Hoe leuk! Wat heb je gekocht?”.
Wanneer ik niet goed weet wat een kind bedoelt, dan herhaal ik wat hij zegt op vraagtoon om bevestiging te krijgen: “Mama pijn.” Is jouw mama ziek, Finn?”.
Een kind mag zijn thuistaal spreken, ik verbied dit niet. Ik herhaal in het Nederlands wat het kind zegt als ik de thuistaal spreek. “Mag ik muneca?” “Tuurlijk mag jij de pop, Pablo!”.
Ik vraag aan de ouders enkele sleutelwoorden uit de thuistaal van meertalige kinderen: Hallo – slapen – toilet – eten – water – tot ziens – mama – papa. Ik gebruik deze woorden wanneer ik ze zelf goed kan uitspreken.
Ik zorg dat er meertalige materialen, zoals (digitale) prentenboeken en CD’s aanwezig zijn in de opvang en ik gebruik die regelmatig.
Ik zing soms liedjes in de thuistaal van één van de kinderen. Ik moedig meertalige kinderen aan om liedjes en rijmpjes te delen in hun thuistaal.
Ik informeer en adviseer ouders over hoe ze hun kinderen kunnen stimuleren in hun taalontwikkeling. Ik doe dit op vraag van de ouders. Ik organiseer ook oudermomenten of biedt informatie aan m.b.t. taalstimulering. (brochure, poster, infoavond, huishoudelijk reglement, voorleesweek, bibliotheekbezoek,…).
0-9 punten
Je kan nog groeien in het stimuleren van de taalontwikkeling van kinderen. Overloop de test nog eens en ga op zoek naar jouw aandachtspunten. Kies er een aantal uit en stel een stappenplan op. Vraag hulp aan een meer ervaren collega of duik de bib in. Voor je het weet, heb je allerlei nieuwe manieren ontwikkeld om de taal van kinderen te stimuleren.
10-18 punten
Je bent een goede taalstimuleerder. De kinderen leren bij jou heel wat taal. Toch kun je hier en daar nog een klein tandje bijsteken. Ga in de test op zoek naar jouw aandachtspunten en stel een stappenplan op. Ga daarmee aan de slag. Het zal de taal van de kinderen nog meer ten goede komen.
19-24 punten
Proficiat! Je bent een sleutelfiguur in de taalontwikkeling van alle kinderen in je kinderopvang. Je bezit vele talige talenten en je kan je collega’s inspireren of op weg helpen. Een pluim op je talige hoed!
9 redenen om aan taalstimulering bij jonge kinderen te doen
1. Door elk kind te observeren en in te spelen op zijn/haar interesses of wat hij/zij doet of zegt, leer je elk kind beter kennen, begrijpen, aanvoelen, troosten,... Elk kind zal zich gezien, gehoord, gerespecteerd en begrepen voelen door jou omdat jij hem/haar “ziet” en reageert op wat hij/zij jou wil vertellen. Zo verhoog je het welbevinden en de betrokkenheid van elk kind en van jezelf.
2. Taal is een belangrijk communicatiemiddel en bestaat uit verbale en non-verbale taal. In elk gesprek heb je een zender en een ontvanger. Door de communicatieve ontwikkeling van kinderen te stimuleren, ervaren ze dat zij zowel zender als ontvanger kunnen zijn. Door middel van taal kan een kind duidelijk maken dat hij iets leuk vindt, dat hij honger heeft, dat hij bevestiging wil, dat hij wil spelen, dat hij iets grappig vindt,… én kan hij begrijpen wat jij hem duidelijk wil maken.
3. Goede sociale vaardigheden spelen een belangrijke rol in het leven. Door middel van taal leggen en onderhouden we sociale contacten. Met taal kunnen we troosten, iets weigeren, sorry zeggen, complimenten geven, feliciteren, groeten, afscheid nemen, … Kinderen moeten nog leren nog wat je op welk moment wel of niet zegt en op welke manier je goede sociale contacten kan leggen. Jij kan hen hierbij helpen.
4. Taal speelt een cruciale rol in de emotionele groei van kinderen. Door middel van taal kan je uitleggen hoe je je voelt. Jonge kinderen moeten hun gevoelens nog leren (her)kennen en benoemen. Ze hebben nog niet altijd de juiste woorden om te zeggen dat ze blij, verdrietig, boos, bang of gefrustreerd zijn. Ze worden nog overspoeld door hun gevoelens waardoor ze zich soms agressief gedragen (bijten, slaan, stampen,…). Het verwoorden is de eerste stap naar beheersing. Kinderen hebben jouw steun nodig om te leren dat ze met non-verbale en verbale taal hun emoties kunnen uiten.
5. Denken zonder taal is niet mogelijk. Taal heb je nodig om je verstandelijk te ontwikkelen en om de wereld te begrijpen. Je leert denken in taal, problemen oplossen, dingen ordenen, vergelijken, benoemen, verklaren, beschrijven, voorspellen, plannen maken, lezen, rekenen,… Met taal kan je kinderen vertellen wat er gebeurt en vooral wat ze moeten weten om te begrijpen wat er gebeurt. bv. als het rood is, moet je stoppen.
6. Een goede taalontwikkeling zorgt over het algemeen voor betere schoolresultaten en daarmee ook voor meer kansen in het leven na de schooltijd. Kinderen met een goede taalontwikkeling en ruime woordenschat begrijpen over het algemeen meer en leren sneller. Om iedere kind gelijke kansen te geven wordt daarom, vanuit het beleid, de laatste jaren veel aandacht geschonken aan taalontwikkeling/of taalstimulering van jonge kinderen.
7. Taal en identiteit hangen samen: “Ik ben zoals ik spreek. ”Wil je een kind respecteren, dan respecteer je ook zijn taal: “Jij en je taal mogen er zijn”. Door de thuistaal van het kind toe te laten voelt het zich meer ‘thuis’ en hoort het erbij. Dit is nodig voor het ontwikkelen van een positieve identiteit. Aandacht voor de ontwikkeling van het Nederlands is natuurlijk ook belangrijk. Dat wordt immers meestal hun schooltaal.
8. Jonge kinderen zijn echte taalsponzen. Zodra een kind geboren is, begint de ontwikkeling van communicatie via lichaamstaal. Deze eerste non-verbale communicatie is een belangrijke voorloper van de talige ontwikkeling. Het is niet omdat baby’s nog niet praten, dat ze niet met taal bezig zijn. Door te reageren op hun geluidjes, gebrabbel, mimiek, te spelen met klanken en woorden stimuleer je de taalontwikkeling van heel jonge kinderen. Het is belangrijk om taalplezier uit te stralen naar kinderen. Geniet van hun taalvorderingen en laat genieten van jouw taal.
9. Meertaligheid als troef! Kinderen staan open voor nieuwe talen. Door hen op jonge leeftijd in contact te brengen met verschillende talen moedig je hun natuurlijke nieuwsgierigheid aan. Zo ervaren kinderen dat een andere taal een vanzelfsprekend gegeven is. Dit noemen we talensensibilisering, een mooi begin om je thuis te voelen in onze superdiverse maatschappij.
Meer lezen
Peuterprikkels: 25 activiteiten rond heel uiteenlopende onderwerpen met extra aandacht voor taalprikkels
De taallijn: Peuters interactief met taal: rijke keuze aan interactieve taalstimulerende activiteiten
Bonte Boel!: ideeënboek voor peuters rond 9 belangstellingscentra met allerlei muzische en talige impulsen.
Tatertaal: een methode om taal te stimuleren bij baby’s en peuters
Uk & Puk – Puk & Ko: uitgewerkte activiteiten voor 0 tot 4-jarigen, waarmee o.a. de taalvaardigheid wordt gestimuleerd
Boekbaby’s – Stichting Lezen: ouders samen met hun kinderen laten genieten van boeken
Allemaal taal: Boek met werkmethodes, inspirerende praktijkvoorbeelden en achtergrondinformatie om de taal van jonge kinderen te stimuleren tijdens het spel maar ook op het verzorgingskussen, bij het onthaal of tijdens het eten.
Het verhaal van taal (DVD): visie en tips vanuit de praktijk van een aantal Brusselse kinderdagverblijven om zo een klare kijk te krijgen op taal in jouw kinderdagverblijf.
Studieopdracht Kind & Gezin: Taalstimulering en meertaligheid bij kinderen van 0 tot 6 http://www.kindengezin.be/img/taal-en-meertaligheid.pdf
Nog een test
kijkwijzer krachtige leeromgeving van CTenO
Met dank aan:
Ann Steverlynck, docent Pedagogie van het Jonge Kind, Opvoeding en coaching, Artveldehogeschool-Gent
VGC, Brussel, taalondersteuners
Centrum voor taal en onderwijs, Leuven