Ik zie mijn dino op de rand van de wastafel staan. Die wil ik hebben! Ik kijk naar mijn begeleider Jarne en wijs naar de dino. ‘Wil jij de dino hebben?’, vraagt Jarne. ‘Neem hem maar!’. Ik leun voorover en zet mijn handen in de wasbak. Ik kijk nog eens naar Jarne… mag dit wel? ‘Doe maar!’, zegt Jarne. ‘Ik weet dat jij dat kan!’. Voorzichtig klim ik erin, en neem ik de dino. Ik kijk opgewekt naar Jarne, die er trots uitziet. Nu moet ik nog alleen terugkeren natuurlijk… Ik kijk over de rand en zoek het krukje. Ik hou mij goed vast en tast met mijn ene voet. Ik wankel even en zoek de blik van Jarne. Hij knikt met een glimlach en ik probeer nog eens tot ik de kruk voel. Oef! Gelukt! Voorzichtig draai ik mij verder op mijn buik en wiebel ik wat achteruit tot mijn andere voet de kruk raakt. Ik stel mij rechtop en grijns naar Jarne. Wat ben ik fier!
Houd jij wel eens je hart vast wanneer kinderen spelen? We spreken van risicovol spelen vanaf het moment een spelsituatie voor iemand (voor jou, een kind, een collega, een ouder/voogd) als risicovol aanvoelt.
Ik weet van elk kind wat het (net nog niet) durft en kan in risicovolle situaties. Welke gevaren merkt elk kind zelf op? Welke risico’s kan het inschatten? Welke risico’s durft elk kind nemen? Welke vaardigheden zet het in om risico’s te overwinnen?
Risicovol spelen is voor mij een evident gespreksonderwerp! Ik benoem dagelijks mijn verwondering over wat kinderen durven en kunnen. Zowel naar de kinderen, hun ouders/voogden als naar mijn collega’s.
Ik duw kinderen niet zomaar in een hokje (bv. zij is een durfal, hij is een bang hartje). Ik kijk en luister telkens opnieuw.
Minder ondernemende kinderen ondersteun ik om risico’s te nemen net buiten hun comfortzone. Ik neem hun emoties serieus en minimaliseer ze niet (bv. ‘Doe niet zo flauw. Vind jij dát te snel? Dat doet toch geen pijn?’). Kinderen die iets niet durven, moedig ik aan. Maar ik verplicht een kind nooit om risicovol te spelen.
Kinderen die risico’s nemen, bevestig ik positief. Bv. ‘Amai, jij durft dat! Knap hoe snel jij kan lopen…’. Ik toon hen dat ik fier ben op wat ze durven en kunnen.
Als kinderen een gevaar vormen voor elkaar, ondersteun ik beide partijen. Bv. ‘Kijk eens, daar kruipt iemand onder de tafel. Wat kan er gebeuren als jij nu springt?’.
Ik benoem wat ik zelf voel en denk wanneer kinderen risicovol spelen. Bv.: ‘Het kriebelt in mijn buik als ik daarnaar kijk. Dat vind ik best spannend!’. Ik vraag aan de kinderen, hun ouders/voogden en mijn collega’s hoe zij de situatie ervaren. Zo maak ik duidelijk dat iedereen risico’s anders aanvoelt.
Ik zorg voor speelruimtes (binnen, buiten en in de buurt) waar elk kind uitdagingen mét bijhorende risico’s op maat kan aangaan. Bijvoorbeeld: ik voorzie klim- en klautermogelijkheden voor baby’s, peuters en/of kleuters.
Ik ken de gevaren in de speelruimtes. Gevaren met onaanvaardbare risico’s (bv. een roestige spijker) neem ik weg, of ik laat kinderen op een andere plek spelen. Gevaren met aanvaardbare risico’s (bv. een laaghangende tak) maak ik visueel duidelijk voor kinderen (bv. door er een lintje aan te hangen). Ik herinner hen eraan vóór en tijdens het spelen.
Ik houd (op het eerste zicht) gevaarlijke voorwerpen niet krampachtig uit het zicht en het bereik van kinderen, maar overweeg telkens de speelkansen. Als kinderen interesse tonen in mijn schaar of het kaarsje op een verjaardagstaart, bedenk ik wát ze daar precies boeiend aan vinden. Ik ondersteun de kinderen om gevaarlijke voorwerpen ‘zo veilig als nodig’ te exploreren.
Ik beperk het aantal regels zodat kinderen maximale speelvrijheid ervaren. De kinderen mogen van mij de speelruimtes en –materialen gebruiken zoals ze zelf willen, óók als dat een tikkeltje risicovol wordt. Lopen in de gang, stoelen verschuiven, materialen stapelen, met de fietsjes tegen de muur rijden, of in een wasmand van de glijbaan? Ik laat mij verassen door de creativiteit van kinderen, moedig die aan en stel pas regels wanneer dat écht nodig is.
Ik kan razendsnel afwegen of een situatie veilig genoeg is. Ik hou daarbij rekening met de complexiteit van de situatie. Hoe goed ken ik de kinderen? Kan ik fysiek tussenkomen wanneer nodig? Welke mogelijke positieve en negatieve gevolgen zijn er, en voor wie…? Bij acuut en groot gevaar, grijp ik onmiddellijk in om de situatie ‘zo veilig als nodig’ te maken.
Als kinderen opgaan in hun spel en veel plezier maken, probeer ik hen niet te onderbreken. Bv. een kind dat zijn hoofd dreigt te stoten aan de rand van een tafel, bescherm ik door mijn hand op de rand te leggen.
Vindt een kind iets leuk en/of boeiend, en kan het zich niet blijvend kwetsen? Ik laat het toe, ook al heb ik zelf schrik. Ik pas dus op met ‘pas op’. Ik waarschuw niet uit automatisme, maar enkel wanneer het écht nodig is.
Als ik een kind wil waarschuwen voor een gevaar, zeg ik niet gewoon ‘gevaarlijk hoor!’. Ik laat het kind dat gevaar dan onder begeleiding ontdekken. Bv. ‘Kom eens wat dichter... dat vuur is warm, hé?’.
Als er geen acuut en groot gevaar is, tel ik tot 10. Ik vertrouw het kind, observeer en bevraag het. Ik geef het kind ruimte en tijd om mij te tonen wat het durft en kan, en waarbij het mijn hulp wil.
Bij aanvaardbare risico’s laat ik het spel zoveel mogelijk (letterlijk en figuurlijk) in handen van het kind. Ik doe ‘lijm in mijn zakken’: ik geef vooral hints en ondersteun kinderen zelden fysiek tijdens risicovol spelen. Bv. Ik zet een kind niet ongevraagd bovenop een glijbaan, en geef enkel mijn hand wanneer een kind daar zelf om vraagt.
Ik let op kleine signalen en benoem welke durf en vaardigheden een kind inzet tijdens risicovol spelen (bv. ‘Goed dat je mijn hand vroeg.’, ‘Je stapt erg voorzichtig, dat helpt om je evenwicht te houden.’). Voor ontbrekende vaardigheden ondersteun ik het kind om oplossingen te bedenken. Ik vraag welke oplossingen het kind zelf ziet, geef tips, toon voor en verwoord hoe ik zelf met risico’s omga.
Ik denk samen met het kind over oorzaak-gevolg in risicovolle situaties. Ik bespreek met het kind welke gevolgen we van deze situatie verwachten: ‘Wat kan er gebeuren als jij hier zo speelt?’. Ik benoem mogelijke positieve gevolgen: ‘Misschien geraak je wel tot helemaal boven ... en kan je over de kast kijken!’, en dan pas de negatieve: ‘Dit kan op jou vallen, en dan kan je een pijnlijke buil krijgen. Misschien bots je tegen hem en schrikt hij.’.
Doet een kind iets wat ik té risicovol vind (op een manier die ik niet oké vind of op een moment dat ik niet gepast kan ondersteunen)? Dan observeer en bevraag ik het kind wat hij daar precies boeiend aan vindt. Ik zorg voor een alternatief met gelijkaardige spanning en uitdaging, op hetzelfde moment of later. Uitstel is geen afstel.
Ik organiseer geregeld bewust een risicovolle activiteit waarbij kinderen ACTIEF kunnen omgaan met risico’s. Een risicovolle ACTIEFiteit dus (bv. een hoogteparcours, een race, groenten snijden voor de soep, samen vuur maken, een stoeispelletje, vrij spelen in het bos, springen vanop een spannende hoogte, verstoppertje (in het donker)...).
Ik weet wat ik moet doen wanneer er zich, ondanks mijn goede voorzorgsmaatregelen, een ongeval voordoet. Ik heb basiskennis van EHBO, weet waar ik verzorgingsgerief kan vinden en ken de (crisis)procedures (bv. wie verwittig ik wanneer?).
Ik vind het niet moeilijk om ouders/voogden te vertellen dat hun kind zich gekwetst heeft tijdens het spelen. Ik kan er goed mee om wanneer een ouder/voogd dan triest of boos wordt. Ik leg met gemak uit waarom risicovol spelen belangrijk is voor kinderen en hoe wij het spelen ‘zo veilig als nodig’ laten verlopen.
0-5 punten
Jouw motto is ‘safety first’!
Je voelt je erg verantwoordelijk om kinderen te beschermen, en hebt er moeite mee om hen los te laten. Je probeert de omgeving voor kinderen ‘zo veilig mogelijk’ te maken, uit welbedoelde zorg voor hen. Je vermijdt het dat kinderen zich pijn doen. En als het toch gebeurt, voel je je mateloos schuldig. Ergens wil je wel dat kinderen op ontdekking gaan, en je weet dat kinderen hieruit kunnen leren. Maar telkens flitsen er rampscenario’s door je hoofd. De superheld in jou staat altijd klaar om kinderen te redden. Uit je comfortzone komen, voelt bedreigend voor jou. Maar hé… je hebt deze test gedaan. Da’s al een eerste stap! We beloven dat er buiten je comfortzone véél te beleven valt, voor jezelf én de kinderen!
Tip: Kijk nog eens op welke stellingen jij ‘nee’ antwoordde. Hierin zitten concrete tips verborgen om risicovol spelen te ondersteunen!
6-15 punten
Be scared and do it anyway.
Je bent je ervan bewust dat risicovol spelen een meerwaarde biedt voor kinderen, maar twijfelt nog om dit consequent aan te moedigen en te ondersteunen. Je zoekt naar concrete inspiratie om kinderen ‘zo veilig als nodig’ te laten spelen. Gesprekken over risicovol spelen met ouders/voogden of collega’s baren je soms zorgen.
Tip: Lees zeker verder in deze speeltip! Je vindt er ongetwijfeld redenen en praktische tips om meer in te zetten op risicovol spelen.
16-23 punten
Say yes to new adventures!
Risicovol spelen ondersteunen? Da’s voor jou een evidentie! Je bent je ervan bewust dat kinderen hiervan genieten en er veel uit kunnen leren. Je toont ook in risicovolle situaties vertrouwen aan kinderen. Je biedt hen bewust kansen om hun grenzen op te zoeken én te verleggen. Je deelt deze visie ook graag met anderen. Collega's en ouders/voogden neem je moeiteloos mee in je verhaal.
Tip: Deel jouw inspirerende praktijk op de RePLAY-Facebookgroep!
"Risicovol spelen is spelen waarmee onzekerheid en exploratie verbonden is (lichamelijk, perceptueel, emotioneel of omgevingsgebonden) met mogelijke negatieve gevolgen zoals angst en/of fysieke verwonding, en mogelijke positieve gevolgen zoals nieuwe vaardigheden beheersen en/of opwindende ervaringen opdoen."
Bij risicovol spelen kan een kind zich bezeren of zich onaangenaam voelen, maar het kan ook zeer waardevolle positieve ervaringen opdoen. En (ah ja!) om die positieve ervaringen is het ons te doen!
Aanvaardbare risico’s nemen
Risico’s bij het spelen… moeten we die niet vermijden? Ons antwoord: niet allemaal! Als je álle risico’s probeert weg te nemen, ontneem je kinderen meteen ook de kans om zélf met risico’s om te gaan. Kinderen kunnen vaak méér dan we denken. Ook jonge kinderen zijn in staat om (met jouw ondersteuning) risico’s te overwinnen. Maar als je risicovolle situaties vermijdt of helemaal overneemt van kinderen, kunnen ze dat niet aan jou tonen, natuurlijk!
Het spreekt voor zich dat we kinderen niet nodeloos in gevaar willen brengen. We streven wel naar speelkansen waarbij kinderen aanvaardbare risico’s mogen nemen: risico’s die hen speelwaarde opleveren en die ze (met gepaste ondersteuning) zelf kunnen overwinnen.
Inzetten op risicovol spelen ≠ risky business!
Bewust inzetten op risicovol spelen, is dat geen risky business? Nee hoor! Kinderen nemen spontaan risico’s, dus je kan daar maar beter doordacht mee omgaan. De vraag is dan: hoe ondersteun je risicovol spelen best? Wel... deze speeltip helpt je op weg!
Bekijk de slideshow en ontdek de verschillende vormen van risicovol spelen.
Spelen op hoogte = Spelen waarbij kinderen naar beneden kunnen vallen, meestal omdat ze op een verhoogde plek of op een onstabiel voorwerpen spelen. Wat ‘hoog’ lijkt, hangt ook af van hoe groot een kind is. Voor baby’s en peuters kan spelen op een drempel van 10cm al relatief ‘hoog’ aanvoelen. |
Spelen met snelheid = spelen waarbij kinderen hun eigen lichaam versnellen, soms met behulp van een voorwerp of helling. |
Spelen met gevaarlijke voorwerpen = Spelen waarbij het kind voorwerpen (of vormeloze) materialen hanteert met gevaarlijke eigenschappen (vb. glad, scherp, ruw, heet, hard, klein of net groot, zwaar, giftig). Het verschil met gevaarlijke plekken is dat kinderen gevaarlijke voorwerpen zelf kunnen verplaatsen. |
Spelen op gevaarlijke plekken = Spelen op plekken die gevaarlijke eigenschappen hebben (vb. onbekend, niet omheind, glad, heet, ruw, hard, giftig). Het verschil met gevaarlijke materialen is dat het gevaar deel uitmaakt van de omgeving, die kinderen niet zelf kunnen verplaatsen. |
Stoeispelen = spelen waarbij kinderen letterlijk hun eigen en elkaars grenzen verkennen door aan elkaar te duwen en te trekken. We hebben het hier over ‘spelend vechten’, hierbij hebben kinderen niet de intentie om elkaar opzettelijk pijn te doen. |
Spelen met impact = Spelen waarbij kinderen botsen en de impact op hun lichaam ervaren. |
Spelen uit het zicht = Spelen waarbij kinderen uit het zicht van een volwassene spelen. |
Plaatsvervangend risico = Kinderen die kijken naar anderen die risico’s nemen, en zo ook spanning en uitdaging ervaren. |
Als jij inzet op risicovol spelen, is dat beter voor de kinderen. Ah ja… anders schreven we geen speeltip hé. Maar wist je dat hun ouders/voogden er ook baat bij hebben? En jawel… jíj ook!
Voordelen voor kinderen
1. Welbevinden op de wip. Wanneer kinderen iets proberen op de grens van hun mogelijkheden, ervaren ze een mix aan emoties. Ze vinden het tegelijk leuk en ook best wel spannend. Balanceren tussen opwinding en angst is een continue evenwichtsoefening. En bij het goede evenwicht doet een kind waardevolle sleutelervaringen op.
2. Angst overwinnen. (Opwindende) Angst levert dan wel een lage score voor welbevinden op... dit is niet zomaar ‘te vermijden’. Het biedt kansen om angst te ervaren en (mits enige hulp) te overwinnen. Het kind voelt zich dan competent en krijgt zelfvertrouwen. Dat merk je aan de fiere blik, de trotse houding van een kind dat zélf een risico overwon.
3. Betrokkenheid torenhoog! Wanneer kinderen zich bewust zijn van gevaren, is hun betrokkenheid vaak torenhoog. Kinderen lijken intuïtief aan te voelen dat ze alles op alles moeten zetten om zich geen pijn te doen. Kinderen tonen vaak ondernemingszin, lef en creativiteit tijdens risicovol spelen.
4. Grenzen verleggen. Een kind dat risico’s neemt, bevindt zich op de grens van zijn mogelijkheden (emotioneel, cognitief en fysiek). Nieuwe vaardigheden liggen dan binnen handbereik. Kinderen die ook in risicovolle situaties het vertrouwen krijgen om zélf oplossingen te bedenken, kunnen beter inschatten wat zij zelf (nog net niet) durven en kunnen, en wat hun volgende uitdaging is. Ze hebben een correcter beeld van hun eigen risicocompetentie.
5. Rekening houden met elkaar. Tijdens risicovol spelen, leert een kind zijn eigen grenzen aangeven én rekening houden met die van anderen. Stoeispelen is hiervoor de vorm bij uitstek. Bv. Dit vind ik té spannend… Ik wil hulp van jou. Dat doet pijn! P.S.: Door te spelen met impact, leren kinderen ook zorg te dragen voor materialen.
6. Leren uit ervaring. Doet een kind zich pijn, dan heeft hij aan den lijve ondervonden dat hij de situatie of zijn eigen vaardigheden verkeerd ingeschat heeft. Dat motiveert hem om de volgende keer beter op te letten en een nieuwe aanpak te testen. Falen biedt kinderen de kans om te leren omgaan met onaangename emoties die onvermijdelijk ook deel uitmaken van het leven. Zo versterkt hun doorzettingsvermogen en veerkracht. De eigen ervaring van ‘oeps... dat had ik beter niet gedaan...’ zal veel meer impact hebben op een kind dan een waarschuwing of ‘reddingsactie’ door jou.
7. Risicocompetentie. Een kind dat risicocompetent is, maakt een juiste inschatting van de risico’s in de situatie (welke gevaren zijn er, hoeveel kans is er op negatieve gevolgen, en hoe ernstig zijn die gevolgen?) en van zijn eigen vaardigheden (wat durf ik en wat kan ik?). Het kind ziet de mogelijkheden in de risicovolle situatie, maakt een afweging en beslist uit 3 opties:
- a. Deze situatie voelt té risicovol, dus ik doe niet mee.
- b. Deze situatie voelt te risicovol, dus ik maak de risico’s aanvaardbaar (bv. door iemands hulp in te roepen).
- c. Deze situatie voelt voldoende veilig, dus ik doe mee en ik verleg mijn grenzen!
8. Veilig spelen. Wanneer kinderen met de juiste ondersteuning risico’s op hun maat mogen nemen, leren ze sneller veilig spelen. Kinderen hebben jou dan steeds minder nodig (letterlijk) nodig als vangnet. Dat geeft juist veiligheid op de langere termijn.
Voordelen voor ouders/voogden
1. Wanneer ouders/voogden voorbeelden zien/horen van hun kind dat risicovol speelt, zijn ze vaak aangenaam verrast over wat hun kind kan.
2. Ouders/voogden die thuis schrik hebben om risicovol spelen toe te laten, appreciëren dat hun kind toch ervaringskansen krijgt. Bij jou mag hun kind immers wel risico’s nemen.
3. Jouw aanpak kan ouders inspireren om thuis ook meer kansen tot risicovol spelen te bieden.
Voordelen voor begeleiders
1. Je bent bewuster bezig met de balans tussen veiligheid en uitdaging. Dat maakt je alerter in het werken met kinderen. Risicoanalyse wordt een basishouding voor jou, en daardoor maak je de omgeving net veiliger.
2. Je staat geruster en positiever in je job: je drijfveer is niet alleen ‘het veilig houden van kinderen’, maar ook (en vooral!) ‘kinderen uitdagingen op maat laten aangaan’. Doordat je minder regels stelt uit veiligheidsoverwegingen, ben je minder bezig met het herhalen van die regels.
3. Je komt uit je comfortzone en verlegt je eigen grenzen. Spannend hé!
4. Je wordt vaker verrast door wat kinderen durven en kunnen, óók in risicovolle situaties. Zo heb je een juister beeld van hun risicocompetentie.
5. Als je kinderen minder vaak fysiek ondersteunt, is dat een pak ergonomischer. Waarom zou je kinderen verschillende keren per dag in en uit hun eetstoel tillen, als sommigen er zélf in en uit kunnen klimmen?
6. Door af te stemmen over risicovol spelen met je collega’s, de kinderen en hun ouders/voogden, krijg je meer zicht op hoe jij zelf naar risico’s kijkt.
7. Je behoort nu tot onze club met het motto ‘zo veilig als nodig’ i.p.v. ‘zo veilig mogelijk’. Welkom!
1. Lezen (inclusief bronnenlijst waarop deze speeltip gebaseerd is)
2. Kijken
3. Luisteren
4. Meepraten & inspiratie opdoen (Facebookgroep over risicovol spelen)
5. Vorming aanvragen
6. Aan de slag! (een kalender voor begeleiders, methodieken en tools voor teams).
Met dank aan Helena Sienaert en Barbara Vandorpe van Arteveldehogeschool / RePLAY team.