Ik zie iets op de tafel liggen. Dat wil ik wel eens zien. Ik stap ernaartoe en ik kijk. Ik steek mijn vinger uit. Ik wil even voelen. Het voelt nat. En hé, nu heeft mijn vinger ook dezelfde kleur. Dat is interessant. Ik doe het nog een keer. De kinderbegeleider komt kijken wat ik aan het doen ben. Ze geeft me een schort. Ik probeer hem zelf aan te doen. Het lukt niet helemaal, ze helpt me. Nu kan ik verder werken. Ik stop mijn vinger terug in wat er ligt en wrijf hem over de tafel. Ik wrijf heen en weer. Er ligt nog een ander hoopje op de tafel. Dat ziet er hetzelfde uit, maar met een andere kleur. Daar stop ik ook mijn vinger eens in. Ik wrijf mijn handen tegen elkaar. En kijk, mijn vingers kleven aan elkaar. Ik sla op het blad. Ik leg mijn hand op het natte hoopje en wrijf met mijn hele hand over de tafel. Het voelt glad en nat. Ik vind het heerlijk om te glijden. De kinderbegeleider ziet mij genieten en volgt mijn bewegingen in de verf. Ik glij met mijn handen over de tafel. Ze vraagt me om even te wachten en haalt een groot blad dat de hele tafel bedekt.
Bekijk de videoclip hieronder. Het liedje legt mooi uit waar procesgericht werken over gaat.
Elke creatie is uniek en origineel. Alle werkjes zien er anders uit. Het hoeft niet aan bepaalde voorwaarden te voldoen.
Ik laat me inspireren door voorbeelden uit boeken of op internet maar ik verwacht niet dat de kinderen exact hetzelfde namaken. Ik kan de ideeën ook lossen en toon of maak geen voorbeeld.
Ik kijk naar de interesses van kinderen en verzamel of heb divers (waardevol kostenloos) materiaal ter beschikking. Zo kan ik makkelijk en snel inspelen op de interesses van de kinderen.
De kinderen mogen vrij experimenteren met materiaal. Er is geen goede of foute manier om materiaal te gebruiken.
De kinderen moeten geen stappenplan of instructies volgen.
Het experiment, ontdekken en verwondering is voor mij belangrijker dan het eindresultaat. Ik waardeer het proces ongeacht de uitkomst van het werk.
Ik waardeer het werk door te beschrijven wat ik zie en stel open vragen. Vertel eens over je werkje. Ben jij blij met je tekening? Waauw, zoveel stippen!
Ik doe zelf niets aan de werkjes van de kinderen. Het werkje is volledig van de kinderen zelf. Ik verbeter niets, werk niets af, knip niet bij,…
Feestdagen zoals Moederdag, Pasen en Kerstmis gaan niet gepaard met een vooraf bepaald knutselproject.
Kinderen zijn altijd vrij om iets anders te doen. Ze mogen ook niets maken.
Kinderen kiezen bij voorkeur waar en wanneer ze met materiaal aan de slag gaan. Zo moeten ze bijvoorbeeld niet allemaal op hetzelfde moment aan tafel gaan zitten om iets te maken.
Een kind mag aan iets werken, weggaan, terugkomen, verder werken, weggaan, de dag erna eraan verder werken, …. Het kind kiest zelf wanneer het klaar is of wanneer het werk af is. Als een kind bijvoorbeeld stukken klei geconcentreerd uit elkaar trekt en ‘klaar’ is, is dat prima voor mij.’
Bij mij ligt de focus vooral op het verkennen, experimenteren, onderzoeken en leren kennen van verschillende materialen en technieken. Er is geen goede of slechte manier om iets te doen. Een kind dat bijvoorbeeld gefascineerd is door het mengen van verf, en niet in het schilderen op zich, laat ik verder experimenteren met het mengen.
Ik leg (niet te veel) materiaal op tafel en zie wat er mee gebeurd. De kinderen mogen zelf beslissen hoe en waarvoor ze het gebruiken.
Ik observeer de betrokkenheid, wat ze leuk vinden, wat ze snel laten liggen, waar ze het meest naar grijpen en ondersteun de kinderen in hun onderzoeksproces wanneer nodig.
Ik laat kinderen zelf keuzes maken. Ik stuur niet, ik observeer wat ze doen en geef af en toe een stimulans. Ik toon wat ze nog kunnen gebruiken of toevoegen.
Ik verwoord wat ik zie en/of stel vragen over wat ze doen en hoe het voelt als ze wrijven over hun papier, karton, stof… , met hun handen in de verf of het speeldeeg zitten, op hun hand schilderen, een afdruk maken, iets scheuren, met hun vingers of penseel op het blad schilderen, speeldeeg kneden,…
Een kind mag zoveel werkjes maken als hij/zij wil.
Het samen maken van bijvoorbeeld verf, speeldeeg, wasco’s, papier,… is voor mij een onderdeel van de activiteit of een activiteit op zich.
Ik weet dat de kinderen er een rommeltje van kunnen maken. Ik ben hierop voorbereid en vind dit niet erg. Hun onderzoek, experiment en plezier gaat boven alles.
Ik vind het ok als een kind bijvoorbeeld zijn werkje in stukjes scheurt en geniet van wat er met het papier gebeurt, het oprolt of verfrommelt, er gaatjes in maakt,… als ik merk dat dit deel uitmaakt van het ‘onderzoek’ van het kind.
Divers waardevol kostenloos materiaal, teken-, schilder-, boetseer- of knutselmaterialen zijn zichtbaar aanwezig in de opvang (open doos of gesloten doos met foto) zodat de kinderen het zelf kunnen nemen of er naar kunnen vragen. De kinderen kunnen er afhankelijk van het soort materiaal en hun leeftijd, onder begeleiding of vrij mee experimenteren.
Ik informeer ouders en andere betrokkenen over onze manier van werken en waarom wij kiezen voor procesgericht werken. Zo wordt de hoeveelheid of de schoonheid van de knutselwerkjes losgekoppeld van de kwaliteit van de opvang.
0-8 punten
Procesgericht werken is nog nieuw voor jou. Overloop de test nog eens en lees hieronder de voordelen van procesgericht werken voor de kinderen en jezelf. Denk er aan: procesgericht werken leer je niet in één dag. Ook in je hoofd moet je een hele omschakeling maken. Neem dus zeker je tijd. Begin met kleine stapjes en doe enkel de dingen waar je je goed bij voelt. Je kan ook inspiratie zoeken op Pinterest, in boeken of bij een collega. Voor je het weet, heb je allerlei nieuwe ideeën.
9-17 punten
Je bent al vertrouwd met procesgericht werken. De kinderen zijn vrij om te experimenteren en voelen geen druk om iets te maken. Toch is er hier en daar nog ruimte voor verbetering. Ga in de test op zoek naar jouw aandachtspunten en ga daarmee aan de slag.
18-23 punten
Procesgericht werken is jouw tweede natuur. Kinderen krijgen bij jou de ruimte om te experimenteren en te ontdekken. Niets moet, veel mag. Schilderen, teken, boetseren en knutselen is een ware ontdekkingstocht bij jou. Voor jou is niet de eindbestemming belangrijk maar wel de reis er naar toe.
1. Niks moet, veel mag. Het eindresultaat doet er niet toe bij procesgericht werken, maar wel de weg ernaartoe. Het ‘werken aan…’ op zich is leuk en plezierig, geeft voldoening en succeservaringen. Wie leert dat een mooi resultaat niet het belangrijkste is, voelt zich vrij om te experimenteren, ontdekken, proberen, opnieuw te proberen, te falen, eigen keuzes te maken... Procesgericht werken gaat dus over kinderen de vrijheid en autonomie geven om de wereld te ontdekken, te exploreren en te bestuderen op de manier die zij kiezen.
2. Omdat er geen voorbeeld is om te volgen moeten kinderen zelf beslissingen nemen, zelf keuzes maken, zelf ontdekken hoe iets werkt, zelf nadenken welke stappen ze gaan zetten, zelf problemen oplossen… Het kind bepaalt zelf wat het gaat doen of ontdekken, wanneer het klaar is en alle stappen daartussen. Dit geeft kinderen zelfvertrouwen en stimuleert hun creativiteit, fantasie, inventiviteit en ondernemingszin.
3. Bij procesgericht werken ligt de nadruk op het spelenderwijs ontdekken, leren kennen en experimenteren met verschillende materialen en hun typische eigenschappen, kenmerken en mogelijkheden. Op die manier leren de allerjongsten de wereld kennen en begrijpen. Kinderen mogen dus zelf kiezen uit het materiaal dat aangeboden wordt en het gebruiken zoals zij willen. Voor wie dit niet lukt, is er de kinderbegeleider die hen stimuleert.
4. Tijdens procesgerichte activiteiten is er veel vrijheid en ruimte om te experimenteren maar er zijn natuurlijk ook grenzen. Als kinderbegeleider bepaal jij deze grenzen. Wat kan voor jou en wat niet? Denk hier op voorhand over na. Vertel de afspraken aan de kinderen bij de start van de activiteit en herhaal de afspraken wanneer nodig. Hierdoor leren kinderen omgaan met afspraken, regels en grenzen binnen de vrijheid die ze krijgen. Gestructureerde vrijheid noemen we dit.
5. Procesgerichte activiteiten zijn sociaal. Kinderen leren samenwerken en elkaar helpen. Er heerst een positief en stimulerend leerklimaat waarbij kinderen niet enkel leren van de kinderbegeleider maar ook van elkaar.
6. Jonge kinderen communiceren op hun eigen manier. Emoties en gevoelens kunnen ze vaak nog niet met woorden uitdrukken. Door creatief bezig te zijn of te exploreren kunnen ze op hun manier uiting geven aan hun emoties en gevoelens of ze verwerken.
7. Elke creatie is uniek en naar eigen kunnen. Kinderbegeleiders hoeven geen tijd te steken in het ‘afwerken’ van wat er gemaakt is, het is helemaal van het kind zelf. Dit geeft de kinderbegeleiders de ruimte om intens bezig te zijn met de kinderen, hen te observeren en te ondersteunen of begeleiden in hun proces.
8. Als procesgerichte kinderbegeleider, sta je ‘tussen’ de kinderen. Je bent alert voor de initiatieven van kinderen, observeert nauwgezet, beleeft en speelt mee en onderzoekt samen met hen. Je volgt de weg die kinderen aangeven en ontdekt op die manier wat er zich afspeelt in een kind. Hierdoor krijg je een beter zicht op hoe kinderen leren, wat hen verwondert en hoe ze de wereld proberen te begrijpen.
9. Procesgericht werken verhoogt het welbevinden en betrokkenheid. Kinderen zijn niet alleen bezig met ‘het eindresultaat’. Ze onderzoeken vooral wat hen interesseert, boeit of fascineert. Ze mogen zichzelf zijn en krijgen de vrijheid om iets op hun eigen manier en volgens hun eigen kunnen en mogelijkheden te creëren. De kans is hierdoor groot dat ze helemaal opgaan in hun spel, geconcentreerd bezig zijn en met volle teugen genieten. Het leren wordt een totaalproces, waarbij het hele kind en alle facetten van de ontwikkeling centraal staan. Hoge betrokkenheid betekent dat er intrinsiek geleerd wordt, van binnenuit. Wat het kind leert op dat moment, blijft ook hangen.
10. Kinderen leren zichzelf en hun vrienden beter kennen tijdens procesgerichte activiteiten. Ze ontdekken wat ze graag en minder graag doen en waar hun talenten liggen. Ze kunnen een plan maken en dat uitvoeren met of zonder de hulp van de kinderbegeleider. Ze leren wat ze leuk en niet leuk vinden. 'Eikebah, wat is dat voor iets vies aan mijn handen!' 'Ik wil iets maar het lukt niet.' 'Waarom gaat dat niet?' 'Hoe ga ik dit aanpakken?' 'Waarom lukt het niet?' 'Wie kan mij helpen?' ‘Hoe werkt dit?' 'Wie kan mij helpen?' 'Ik wil alleen, maar het gaat niet.' 'Wauw dit is interessant!‘ .
11. Ook kinderbegeleiders leren zichzelf beter kennen. Door te kijken zonder tussen te komen en door stil te staan bij het proces, stuur je ook voortdurend je eigen waarden en gedachten bij. Laat ik toe dat die peuter met zijn handen in de verf zit? Ik vind dat hij maar wat kliedert, maar hij is zo geconcentreerd, maar toch… laat ik hem verder doen? Kan ik er tegen dat ik straks een heleboel opruimwerk heb? Lukt het mij om te kijken en te wachten zonder tussen te komen?
• Speelactiviteiten
• Video
• Poster
• Boek errvaringsgericht werken in de voorschoolse opvang (CEGO publishers)
Bronnen
• www.naeyc.org
• www.ooeygooey.com
Met dank aan
Kris van den Broek en Karen Vanuffel voor input en feedback