Na het potjes -of slaapmoment toonden de kinderen veel interesse in het aan- en uitdoen van hun eigen kleren. Ook de poppen kleden ze vaak aan en uit. En dit met wisselend succes ...
Zet 2 grote, houten figuren ergens in de speelruimte en leg er een aantal basiskledingstukken bij, die de kinderen met klittenband op de figuren kunnen bevestigen: een broek, een T-shirt of sweater, sokken, schoenen ... Gebruik hiervoor enkel de voorkant van de kledij.
Ga samen met de kinderen naar de 2 figuren. Geef deze, samen met de kinderen, een naam, bv Joske en Maya.
Laat de kinderen eerst zelf proberen om de kledij te bevestigen. Geef tussendoor ook kleine opdrachtjes: "Joske heeft al een broek aan. Waar ligt die van Maya?" "Oh, ik zie dat Joske nog koude voeten heeft, snel die sokken aan!"
Ga in gesprek met de kinderen over de figuren, over verschillen en gelijkenissen: "Kijk Jasmien, jij hebt ook blonde haartjes zoals Maya!'.
Zoek een boekje rond kledij, bekijk dit samen met de kinderen, benoem de verschillende kledingstukken, doe gekke voorstellen: "Deze sokken, die moeten aan de handen ...".
Voorzie meerdere houten figuren, bv ook een bejaarde dame, een meisje met een andere huidskleur, een kale meneer ...
Ga eerst samen met de kinderen naar het weer kijken en de kleed de figuren aan naargelang het weer of het seizoen: mutsen, sjaals, handschoenen, laarzen ... Of je kan op vakantie gaan met de figuren: zorg dan voor extra voorwerpen zoals een duikbril, een zonnebril, een zonnehoed, een zwemband, ...).
Bied ook echte kledingstukken aan die de kinderen zelf kunnen aantrekken en zet er een spiegel bij. Maak hier een tijdelijke verkleedhoek van.
Laat kinderen vooral zelf experimenteren en vertel wat je hen ziet doen. Zo pikken de kinderen ook de namen van bepaalde (ongekende) kledingstukken op tijdens hun spel.