Kleur, in de rij
Aanleiding

Enkele peuters in onze groep maken geregeld rijtjes van het beschikbare materiaal. Onlangs maakte Gilles twee rijen onder elkaar; één rij van rode auto's en één van blauwe. 

Verloop

Knip diverse rondjes uit vlak karton. Voorzie de tafel van een plastieken tafelzeil en schilder de rondjes in één van de vier hoofdkleuren. 'Wil jij helpen Jerôme? Prima. Welke kleur wil jij? Neem maar een schaal en een borstel. Wat fijn dat je mij wil helpen.' Laat de rondjes goed drogen. Plastificeer ze eventueel om de duurzaamheid te verhogen. 

Leg één rondje van elke kleur op de mat. Observeer of de kinderen al dan niet interesse tonen. 'Oh, kijk nu, Birger heeft een rood rondje.' 'Sisse heeft een geel rondje.' Verwijder de overblijvende kleuren om de moeilijkheidsgraad te beperken. Verspreid enkele rode en gele rondjes over de mat. Laat de kinderen even zelf op onderzoek gaan. 'Kijk nu, Sandrine stapt van het ene rondje op het andere.'

Zodra de betrokkenheid afneemt, kan je een speelimpuls geven. 'Birger, welke rondjes lijken het meest om die van jou?'  'Wil je ze allemaal hebben? Geen probleem.'  

Zolang het welbevinden en de betrokkenheid hoog blijft, kan je kleuren toevoegen. 'Kijk nu, Carl-Filip legt de kleuren op één rij.' 

Variaties

Je kan ook werken met gekleurde blokken van dezelfde vorm. 

Pedagogische en andere aandachtspunten

We hebben geen leerdoelstelling waarbij elk kind de hoofdkleuren dient te kennen. Het welbevinden en de betrokkenheid van de kinderen primeert. Wanneer kinderen spontaan kleuren 'ontdekken' kunnen we hierop inspelen zonder het leerproces van het kind over te nemen.

Ingezonden door Vlaams Welzijnsverbond vzw – 6 februari 2017.
Evaluatie
1. Wat vonden de kinderen van de speelactiviteit? Waaraan zag je dit?
2. Wat zou je opnieuw/meer doen?
3. Wat zou je anders doen?
4. Welke activiteit sluit hier op aan en kan je hierna doen?
Evaluatie
1. Wat vonden de kinderen van de speelactiviteit? Waaraan zag je dit?
2. Wat zou je opnieuw/meer doen?
3. Wat zou je anders doen?
4. Welke activiteit sluit hier op aan en kan je hierna doen?
1
2
3
4
5
6