Dwarrelen
Materiaal
Kegels | Valmat | Zitbal
Aanleiding

Diverse jonge kinderen hebben een grote bewegingsdrang. Ze genieten zichtbaar van het hollen rond de tafel, het springen van beperkte hoogtes, kruipen onder stoelen,... Deze kinderen palmen algauw de leefruimte in, soms ten koste van kinderen die eerder rust zoeken.

Verloop

Introduceer een bewegingsspel zodat je tegemoet komt aan beide 'partijen'. Baken het bewegingsspel af door de beweeglijke kinderen te verzamelen. Spring op en neer. 'Hop hop, wie doet er mee? Hop hop.' Maak oogcontact met de kinderen. 'Zeyneb, wat spring jij hoog!' 'Kijk nu, Dille wuift met de armen. Dat zullen we ook eens doen.' Imiteer bepaalde bewegingen van de kinderen. Ga ze, indien nodig, vergroten. 

Voeg eventueel een fantasie element toe. 'Oh, er komt een storm aan. De wind blaast ons in het rond.' Draai rond je as. Moedig kinderen aan om jou te imiteren. 'Oh! Daar dwarrelt een blaadje. We dwarrelen in de wind.' Ga vrij bewegen in de ruimte en zwaai met je armen. 'Annabel, doe je ogen maar open, anders zou je kunnen botsen.' 

Speelgebieden
Bewegen
Ervaringsgebieden
Creatieve expressievormen
Grote motoriek
Speelschema
Draaien
Pedagogische en andere aandachtspunten

Deze activiteit is geïnspireerd op Multimove, een bewegingsprogramma voor jonge kinderen. De fundamentele bewegingsvaardigheden worden hierbij geprikkeld; wandelen en lopen, klimmen, zwaaien, roteren, springen en landen, vangen en werpen, dribbelen, heffen en dragen, slaan, trappen, trekken en duwen, glijden.

Diverse steden en gemeenten bieden dit programma aan voor kinderen tussen 3 en 8 jaar. Mits enkele aanpassingen, kunnen ook jongere kinderen baat hebben bij de oefeningen. Het spreekt voor zich dat we geen expliciete 'trainingscontext' wensen te creëren. De noden van de kinderen vormen telkens het uitgangspunt. 

Bron
Multimove
Trefwoorden
Dode momenten | Imitatie
Ingezonden door Vanessa De Cock (Multimove Stekene) – 12 september 2016.
Evaluatie
1. Wat vonden de kinderen van de speelactiviteit? Waaraan zag je dit?
2. Wat zou je opnieuw/meer doen?
3. Wat zou je anders doen?
4. Welke activiteit sluit hier op aan en kan je hierna doen?
Evaluatie
1. Wat vonden de kinderen van de speelactiviteit? Waaraan zag je dit?
2. Wat zou je opnieuw/meer doen?
3. Wat zou je anders doen?
4. Welke activiteit sluit hier op aan en kan je hierna doen?
1
2
3
4
5
6